Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slorp·ten op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opslorpen

slorpten (…) op

  1. meervoud verleden tijd van opslorpen
    • Wij slorpten op. 
    • Jullie slorpten op. 
    • Zij slorpten op. 

Gangbaarheid