Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·slor·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opslorpen
slorpte op
opgeslorpt
zwak -t volledig

Werkwoord

opslorpen

  1. overgankelijk in zich opnemen
    • De gemorste appelsap werd opgeslorpt door er een stapeltje keukenpapier op te leggen 
    • Hoewel onze hersenen gemiddeld maar twee procent uitmaken van ons totale lichaamsgewicht, slorpen ze toch tot een kwart van onze energie op. Dat is een sterke indicatie dat ze verschillende adaptieve functies vervullen. De filosoof Evan Fales merkt op dat het uitermate onwaarschijnlijk is dat evolutie een dergelijke kostbare structuur zou produceren als die niet zou bijdragen tot onze fitness:[1] 
  2. (figuurlijk) gulzig en veel in zich opnemen
    • Tot nu toe konden we zoiets gewoon niet waarnemen. Zwarte gaten slorpen alle licht op, en onze astronomen konden tot nu alleen kijken met licht – in zijn brede betekenis: radiogolven en gammastralen vallen ook onder ‘licht’. Maar zwaartekrachtgolven niet. Je zou kunnen zeggen dat we tot nu toe de wereld zagen vanuit een kamer met één blinde muur, en dat er nu een gat in die muur geslagen is. [2] 
    • Ook de komende jaren dreigt de Betuweroute veel meer belastinggeld op te slorpen dan waarmee het ministerie rekening houdt, zo blijkt uit een vernietigend rapport van de Algemene Rekenkamer, in het bezit van deze krant. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Braeckman, Johan & Maarten Boudry
    De ongelovige Thomas heeft een punt [2011] ISBN 978-90-8924-188-7 pagina 190
  2. de Standaard WOENSDAG 4 OKTOBER 2017
  3. Volkskrant Marcel van Lieshout 12 mei 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be