Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slorpt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afslorpen

slorpt (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslorpen
    • Jij slorpt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslorpen
    • Hij slorpt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afslorpen
    • Slorpt af! 

Gangbaarheid