• slaap·ruim·te
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapruimte slaapruimtes
slaapruimten
verkleinwoord

de slaapruimtev

  1. deel van een gebouw of vervoermiddel waar men kan slapen
     Gymzalen en evenementenhallen mogen van de rechter over negen maanden niet meer als nood(crisis)opvang worden gebruikt. Dan moet elke asielzoeker met het eigen gezin of maximaal vijf anderen een kamer hebben, met een raam en een deur. En moet er per persoon minstens vier vierkante meter eigen slaapruimte zijn.[2]
     Per direct moet er dag en nacht toegang zijn tot drinkwater en moet er voldoende en geschikt voedsel zijn, vindt de rechter. De overheid moet daarnaast binnen negen maanden zorgen voor een slaapkamer "met minimaal 4 m2 slaapruimte per persoon, een deur die kan worden afgesloten en een raam dat kan worden geopend".[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Noodopvang asielzoekers moet van rechter snel beter, maar kan het ook?” (6 oktober 2022, 19:47), NOS
  3.   Weblink bron “Noodopvang voldoet niet, overheid moet van rechter snel actie ondernemen” (6 oktober 2022, 10:40), NOS