• slaag·jes
  • slag met het achtervoegsel -je met de klinkerverandering /ɑ/ - /a/ die ook bij het meervoud slagen optreedt

de slaagjesmv

  1. (verouderd) verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord slag
    • Jarenlang - want het is voorzichtig en breekbaar werk - wordt aan de verbinding van a en b gemorreld, voorzichtig slaagjes toegediend om de holte te doen verdwijnen, voorzichtig rechtgetrokken, af en toe met spelden vastgezet. [1]