slaagjes
- slaag·jes
- slag met het achtervoegsel -je met de klinkerverandering /ɑ/ - /a/ die ook bij het meervoud slagen optreedt
de slaagjes mv
- (verouderd) verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord slag
- Jarenlang - want het is voorzichtig en breekbaar werk - wordt aan de verbinding van a en b gemorreld, voorzichtig slaagjes toegediend om de holte te doen verdwijnen, voorzichtig rechtgetrokken, af en toe met spelden vastgezet. [1]
- ↑ Hillenius, D.Oefeningen voor een derde oog. (1965) De Arbeiderspers, Amsterdam; p. 35; geraadpleegd 2017-02-14