Nederlands

 
skiër in skipak
Uitspraak
Woordafbreking
  • ski·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord skipak skipakken
verkleinwoord skipakje skipakjes

Zelfstandig naamwoord

het skipako

  1. een strak om het lichaam zittend pak geschikt om in te skiën ter bescherming tegen kou en wind
    • Ook Kenzo had ervoor gekozen de mannen- en vrouwencollectie tegelijk te showen. Voor de mannen vielen vooral skipakken, lange donsjacks met een jack erover en knielange truien op. [1] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. NRC Milou van Rossum 25 januari 2017
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be