• sja·lom

sjalom

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) vrede, welbevinden

sjalom!

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) goedendag!, hallo!, dag! (groet, zowel bij ontmoeting als afscheid)
78 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]