• Afgeleid van het Angelsaksische sittan

sitten

  1. zitten


  • Afgeleid van het Oudsaksische sittian

sitten

  1. zitten


  • Afgeleid van het Oudnederlandse sitten

sitten

  1. zitten; op het zitvlak rusten
  2. (gaan) zitten; plaats nemen
  3. zich bevinden, gevestigd zijn


  • Afgeleid van het Middelnederduitse sitten

sitten

  1. zitten


sitten

  1. zitten


sitten

  1. zitten


sitten

  1. (Münsterlands) (Zuidwestfaals) zitten