• si·re·ne·ge·loei
enkelvoud meervoud
naamwoord sirenegeloei
verkleinwoord

het sirenegeloeio

  1. zeer luid lawaai van sirene; lawaai dat aangeeft dat er gevaar dreigt
     Zo, nagenoeg zonder adem, schoten ze onder sirenegeloei door het spitsuur.[1]
     Het is tussen kerst en Nieuwjaar en Adelheid speelt "Hoe leit dit kindeken (Kindeke(n))" en kerstmelodieën over arrensleeën, terwijl Alex lezend in zijn whodunit, meeneuriet met een whiskygrog naast zich, tot een soort sirenegeloei verraadt dat er wordt ge-sms't.[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Eindelijk weer een leerling in top 3 Groot Almelo's Dictee” (07-12-2011), Tubantia