enkelvoud meervoud
shooter shooters

shooter

  1. schutter


shooter m

  1. (spreektaal) shooter, mixdrankje [1]
  2. (spreektaal) schietspel (op computer) [1]

shooter

  1. onovergankelijk (spreektaal) schieten
    «J’me suis blessé la cheville en shootant dans le ballon.»
    Ik heb mijn enkel geblesseerd toen ik tegen die bal schoot.[1]
  2. overgankelijk (spreektaal) neerschieten
    «Ces conneries me donnent envie de shooter le ministre!»
    Door die rotstreken heb ik zin de minister voor zijn kop te schieten! [1]

se shooter

  1. wederkerend (spreektaal) zich spuiten (heroïne)
    «Y’a que les minables et les pauvres cons qui se shootent
    Alleen sukkels en stomme klootzakken spuiten zich vol met drugs.[1]