Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·viet
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord serviet servieten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de servietm

  1. (religie) bedelmonnik van de Ordo Servorum Mariae (dienaar van Maria)

Gangbaarheid

14 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen