• scrub
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord scrub scrubs
verkleinwoord

de scrubm

  1. schuurmiddel om iets schoon te maken; het krachtig boenen
    • Eerdere pogingen het gebouw een face scrub te geven, door het aanbrengen van een reinigend kleimasker, haalden weinig uit. De tombe verkleurt zienderogen van geelgroen naar bruin, terwijl de laatste werkzaamheden zelfs nog niet zijn afgerond. [2] 
    • Er komt voorlopig geen sticker op producten die zeer kleine stukjes plastic bevatten, zoals tandpasta, scrub of shampoo. Wel wil staatssecretaris Wilma Mansveld (Milieu) consumenten op een andere manier gaan waarschuwen voor de zogeheten microplastics en pleit ze voor een Europees verbod op het gebruik hiervan. [3] 
    • Microplastics zitten onder meer in producten als scrub, tandpasta en shampoo. Het zijn zeer kleine, speciaal vervaardigde stukjes plastic die giftige stoffen bevatten en in het water en de voedselketen terechtkomen. Ze zijn niet meer op te ruimen als ze eenmaal in het water zweven. Microplastics zijn volgens Westerbos bovendien 'volstrekt onnodig', omdat er ook afbreekbare alternatieven voorhanden zijn. [4] 
    • Een fris gezicht houden gaat niet vanzelf en Aniston heeft zowat elke behandeling geprobeerd die er is. Eerst smeerde ze crèmes met AHA's - alfa-hydroxizuren - die voor een zachte chemische scrub zorgden. [5] 
vervoeging van
scrubben

scrub

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scrubben
    • Ik scrub. 
  2. gebiedende wijs van scrubben
    • Scrub! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scrubben
    • Scrub je? 
92 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[6]