Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schroei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oppervlakkig verbranden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schroeien
schroeide
geschroeid
zwak -d volledig

Werkwoord

schroeien

  1. overgankelijk de oppervlakte een beetje verbranden
    • Zij liet het ijzer te lang op het tere weefsel en schroeide zo een erfstuk van haar grootmoeder. 
  2. ergatief door blootstelling aan intense hitte of straling oppervlakkig bruin worden
    • Dit prachtige stukje kant is helaas tijdens het strijken enigszins geschroeid. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen