schranser
- schran·ser
- Naamwoord van handeling van schransen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schranser | schransers |
verkleinwoord | schransertje | schransertjes |
- iemand die schranst
- Het woord 'schranser' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schranser" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be