schotelde voor
- scho·tel·de voor
vervoeging van |
---|
voorschotelen |
schotelde voor
- enkelvoud verleden tijd van voorschotelen
- Ik schotelde voor.
- Jij schotelde voor.
- Hij, zij, het schotelde voor.
- Ik schotelde voor.
- Het woord schotelde voor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.