Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schoot ka·pot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kapotschieten

schoot kapot

  1. enkelvoud verleden tijd van kapotschieten
    • Ik schoot kapot. 
    • Jij schoot kapot. 
    • Hij, zij, het schoot kapot. 


Gangbaarheid