schitterden af
- schit·ter·den af
uit schitterden (werkwoord) en af, hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
afschitteren |
schitterden (...) af
- meervoud verleden tijd van afschitteren
- Wij schitterden af.
- Jullie schitterden af.
- Zij schitterden af.
- Wij schitterden af.
- Het woord 'schitterden af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.