Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheur los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
losscheuren

scheur los

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losscheuren
    • Ik scheur los. 
  2. gebiedende wijs van losscheuren
    • Scheur los! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losscheuren
    • Scheur je los? 


Gangbaarheid