• scham·pa·vie
enkelvoud meervoud
naamwoord schampavie -
verkleinwoord - -

de schampaviem

  1. (spreektaal) woord om iemand aan te geven die er stilletjes vandoor gaat
  • schampavie spelen
er tussenuit knijpen
  • schampavie zijn
de plaat gepoetst hebben
0 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[3]