[1] mestkever
 
[2] scarabee
  • sca·ra·bee
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘mestkever’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • uit het grieks karabos is kever met hoorntjes [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord scarabee scarabeeën
verkleinwoord

de scarabeev / m

  1. heilige pillenkever
  2. amulet in de vorm van een mestkever in gebruik bij de oude egyptenaren
88 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]