scar
- van Middelengels scar / scarre
enkelvoud | meervoud |
---|---|
scar | scars |
scar
- (fysiologie) litteken
- (psychologie) blijvend nadelig gevolg van een traumatische ervaring
- (figuurlijk) blijvend zichtbaar gevolg van eerdere beschadiging
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to scar |
he/she/it | scars |
verleden tijd | scarred |
voltooid deelwoord |
scarred |
onvoltooid deelwoord |
scarring |
gebiedende wijs | scar |
scar
- onovergankelijk littekenweefsel ontwikkelen
- overgankelijk littekens bezorgen
- overgankelijk een trauma bezorgen