wederkerend enkelvoud meervoud
naamval m v m v
nominatief savs sava savi savas
genitief sava savas savu savu
datief savam savai saviem savām
accusatief savu savu savus savas
instrumentalis savu savu saviem savām
locatief savā savā savos savās

sava

  1. mijn (eigen), jouw (eigen), zijn (eigen), haar (eigen), ons (eigen), jullie (eigen), hun (eigen)
  • Wordt gebruikt bij het enkelvoud van een mannelijk woord in de genitief of van een vrouwelijk woord in de nominatief of vocatief, als dit woord iets is dat toebehoort aan het onderwerp van de zin.