• sau·vig·non
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord sauvignon sauvignons
verkleinwoord

de sauvignonm

  1. (drinken) (oenologie) soort druif waar wijn van wordt gemaakt
     Çabernet sauvignon bij biefstuk, gamay bij atletiek, helemaal mee eens.[1]
     De cursisten mochten raden of die wijn uit een koel of warm klimaat kwam en van welke druif hij gemaakt zou kunnen zijn. Koel, dachten de meesten. En dat het om sauvignon ging, maar het was chardonnay. In het Chablis-terroir – koel klimaat, gemengde bodem van kalksteen en klei – krijg je een heel verfijnde chardonnay die vaak niet als zodanig wordt herkend.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  2.   Weblink bron
    Ellen den Hollander
    “Experts dagen consument uit eens meer dan 10 euro uit te geven voor een fles, maar pas op voor 'wijnhype'” (06-11-2021), Tubantia