samme
- sam·me
Naar frequentie | 210 |
---|
samme
- [1]: lik
- [1]: identisk
- [2]: uforandret
- [3]: felles
- [1]: Det er det samme for meg.
Het is mij geleijk.
- [1]: være det samme
hetzelfde zijn
- [1]: Takk det samme!
Dank u wel, hetzelfde!
- «Gud tur! - Tak det samme!»
- Goede reis! - Dank u wel, hetzelfde!
- «Gud tur! - Tak det samme!»
- [1]: med det samme
op 't eigenste ogenblik, tevens
- [1]: i det samme
op hetzelfde ogenblik, accuraat als
- [1]: Takk det samme!
Dank u wek, hetzelfde!
- sam·me
- Afkomstig van het Oudnoorse woord sami
Naar frequentie | 11943 |
---|
samme, m