• fel·les
Naar frequentie 2525
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud felles
o enkelvoud felles
meervoud felles
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
felles

felles

  1. algemeen, gemeen, gemeenschappelijk, gezamenlijk, samen, wederzijds
  • vår felles venn
onze wederzijdse vriend
  • ha felles interesser
gemeenschappelijke belangen hebben
  • ha felles inngang
een gemeenschappelijke ingang hebben
  • gjøre felles sak med en
gemene zaak met iemand maken (met iemand pacteren)
  • minste felles multiplum
de kleinste gemene deler


  • fel·les
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud felles
o enkelvoud felles
meervoud felles
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
felles

felles

  1. algemeen, gemeenschappelijk, gezamenlijk, samen, wederzijds
    «Norge får snart eitt felles legevaktnummer.»
    Noorwegen zal binnenkort een algemene alarmnummer voor de (Noorse) Eerstehulpverlening krigen.
  • ha felles interesser, syn, vener eller kultur
gemeenschappelijke belangen, meningen, vrienden of cultuur hebben
  • til felles beste
voor het algemene welzijn