• søn·dags·bruk
  • Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden søndag en bruk met het invoegsel -s-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   søndagsbruk     søndagsbruket     søndagsbruk     søndagsbruka  

søndagsbruk, o

  1. iets dat zondags wordt gebruikt
    «Instrumentene bar preg av ikke å ha vært brukt til søndagsbruk
    De instrumenten bleken niet benut worden te zijn voor zondagse gebruik.

søndagsbruk

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van søndagsbruk