• ruw·te
  • afleiding van ruw met het achtervoegsel -te[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ruwte
verkleinwoord

de ruwtev

  1. ruwheid, het niet glad zijn
    • Een kattentong heeft wel wat weg van een washandje dat veelvuldig in de wasmachine is geweest – nat, en ruw. Die ruwte wordt veroorzaakt door honderden holle papillen op de kattentong, en over de precieze functie daarvan wordt al jaren gesteggeld door biologen: zijn de papillen bedoeld voor het vleesvrij schrapen van botten, voor vachtverzorging (vlooien en vuil verwijderen), voor verkoelend likken? [2] 
    • John Vermeule kwam misselijk van vermoeidheid binnen, Bert van Vlaanderen liep na 'Atlanta' opnieuw een tijd 'die geen zak voorstelde', Tessema, de Ethiopische asielzoeker was aan het eind van zijn Ethiopisch, maar Chibet was een revelatie. Zoals trouwens ook de Russin Nadezjda Iljina met 2.34.35 een bewonderenswaardige tijd liep. Veertjes in de ruwte van de wind waren ze, maar misschien toch winnaars die de marathon van Amsterdam ietwat op kunnen lichten. [3] 
  2. een plaats die ruw is
    • He's back. Na acht jaar te hebben gebivakkeerd bij het Noord Nederlands Toneel in Groningen, is Ko van den Bosch eindelijk teruggekeerd in de ruwte. [4] 
80 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Gemma Venhuizen 19 november 2018 Eindelijk weten we hoe de kat zich wast
  3. de Volkskrant HANS VAN WISSEN4 november 1996 Onbekende Chibet revelatie op marathon
  4. de Volkskrant Vincent Kouters23 mei 2017 Als komedie is Old Gangsters Never Die geslaagd
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be