Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ruk aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanrukken

ruk aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrukken
    • Ik ruk aan. 
  2. gebiedende wijs van aanrukken
    • Ruk aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrukken
    • Ruk je aan? 


Gangbaarheid