rubberen
- rub·be·ren
- Afgeleid van rubber met het achtervoegsel -en. Het woord is pas sinds de tweede helft van de 20e eeuw algemeen aanvaard.
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | rubberen |
rubberen
- van rubber vervaardigd
- Hij plaatste wat rubberen onderzetters onder de balans als schokdempers.
- Het woord rubberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rubberen" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be