• rub·be·ren
  • Afgeleid van rubber met het achtervoegsel -en. Het woord is pas sinds de tweede helft van de 20e eeuw algemeen aanvaard.
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen rubberen

rubberen

  1. van rubber vervaardigd
    • Hij plaatste wat rubberen onderzetters onder de balans als schokdempers. 
92 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be