• rot·ten sa·men

uit rotten (werkwoord) en samen, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
samenrotten

rotten (...) samen

  1. meervoud tegenwoordige tijd van samenrotten
vervoeging van
samenrotten

rotten (...) samen

  1. meervoud verleden tijd van samenrotten
    • Wij rotten samen. 
    • Jullie rotten samen. 
    • Zij rotten samen.