rondde af
- rond·de af
vervoeging van |
---|
afronden |
rondde af
- enkelvoud verleden tijd van afronden
- Ik rondde af.
- Jij rondde af.
- Hij, zij, het rondde af.
- Ik rondde af.
- Het woord rondde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.