Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afronden

rondde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afronden
    • Ik rondde af. 
    • Jij rondde af. 
    • Hij, zij, het rondde af. 


Gangbaarheid