Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roept om
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omroepen

roept (…) om

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omroepen
    • Jij roept om. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omroepen
    • Hij roept om. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omroepen
    • Roept om! 

Gangbaarheid