ritten
- rit·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ritten |
ritte |
gerit |
zwak -t | volledig |
de ritten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord rit
vervoeging van |
---|
ritten |
ritten
- meervoud verleden tijd van ritten
- Wij ritten.
- Jullie ritten.
- Zij ritten.
- Wij ritten.
- Het woord ritten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ritten" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.