rinkelrooien
- rin·kel·rooi·en
- In de betekenis van ‘pierewaaien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1560 [1]
- samenstelling van rinkel ww en rooien [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rinkelrooien |
rinkelrooide |
gerinkelrooid |
zwak -d | volledig |
rinkelrooien
- inergatief aan de zwier zijn, van kroeg tot kroeg gaan, slechte huizen bezoeken
- Hij rinkelrooide de hele avond door de stad.
- Het woord rinkelrooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rinkelrooien" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "rinkelrooien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rinkelrooien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be