Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijdt voort
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voortrijden

rijdt (...) voort

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortrijden
    • Jij rijdt voort. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortrijden
    • Hij rijdt voort. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voortrijden
    • Rijdt voort! 

Gangbaarheid