riep uit
- riep uit
vervoeging van |
---|
uitroepen |
riep uit
- enkelvoud verleden tijd van uitroepen
- Ik riep uit.
- Jij riep uit.
- Hij, zij, het riep uit.
- Ik riep uit.
- Het woord riep uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.