Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • riep uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitroepen

riep uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitroepen
    • Ik riep uit. 
    • Jij riep uit. 
    • Hij, zij, het riep uit. 


Gangbaarheid