riep terug
- Geluid: riep terug (hulp, bestand)
- riep te·rug
vervoeging van |
---|
terugroepen |
riep terug
- enkelvoud verleden tijd van terugroepen
- Ik riep terug.
- Jij riep terug.
- Hij, zij, het riep terug.
- Ik riep terug.
- Het woord riep terug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.