• richt·baak
enkelvoud meervoud
naamwoord richtbaak richtbaken
verkleinwoord

de richtbaakv / m

  1. landmeters werktuig
    • Als tegenhanger van de theodoliet staat aan de andere zijde van de plaat een waterpastoestel, omgeven door wat men zoude kunnen noemen de bedieningsmanschappen. Aanvoerder van de ploeg koelies, die steeds bij het meten dienst deden, was de kleine Javaan, die met eene richtbaak in de hand en eene opgerolde teekening onder den arm u niet weinig trotsch aankijkt. [2] 
48 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. (1894)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift Door F.[https://www.dbnl.org/tekst/_els001189401_01/_els001189401_01_0027.php Eene groep Javaansch werkvolk. Door F.]
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be