replicatoren
- Geluid: replicatoren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌrepliˈkatorə(n) / (5 lettergrepen)
- re·pli·ca·to·ren
- replicator met uitgang -en, waarbij de klinker in de laatste lettergreep wordt verlengd
de replicatoren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord replicator
- ▸ Er ontstonden uiteindelijk twee sets van replicatoren, elk met een andere chemische basisstructuur.[1]
- Het woord 'replicatoren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Lucas Brouwers“‘Een geschenk uit de hemel’” (11 januari 2016) op nrc.nl