Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pe·ti·tie·pe·ri·o·de
enkelvoud meervoud
naamwoord repetitieperiode repetitieperioden
repetitieperiodes
verkleinwoord
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de repetitieperiodev

  1. de tijd die men gebruikt om iets in te studeren
     Ik was getrouwd. Ik deed mijn best om me alleen nog op Nicky te richten. Ik probeerde er echt het beste van te maken. Nicky had er eindelijk mee ingestemd om tijdens de repetitieperiode bij me te zijn.[1]
     Met het aansnijden van een grote slagroomtaart begon donderdag voor twintig kinderen de repetitieperiode van 'Oliver met een Twentse Twist'. De op een bekend verhaal van Charles Dickens gebaseerde familiemusical wordt 23 en 26 december in totaal vier keer opgevoerd in de grote zaal van het Wilminktheater.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Taylor Jenkins Reid
    “Daisy Jones & the Six” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026349249
  2.   Weblink bron “Taart voor Oliver met Twentse Twist” (12-11-2015), Tubantia