reorganisator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·or·ga·ni·sa·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van reorganiseren met het achtervoegsel -ator[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reorganisator | reorganisatoren reorganisators |
verkleinwoord | reorganisatortje | reorganisatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de reorganisator m
- iemand die reorganiseert
Gangbaarheid
- Het woord reorganisator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.