renden af
- ren·den af
vervoeging van |
---|
afrennen |
renden (...) af
- meervoud verleden tijd van afrennen
- Wij renden af.
- Jullie renden af.
- Zij renden af.
- Wij renden af.
- Het woord 'renden af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.