• re·lan·ce
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord relance relances
verkleinwoord

de relancev

  1. (economische) opleving of heropleving
     Maar hoe zit het in Wallonië? Bezuiden de in 1963 vastgelegde taalgrens is men fier op zijn bossen, rivieren en la cuisine du terroir, de streekkeuken. Ernstig wordt er gesproken over het Marshallplan voor Wallonië, dat het gewest moet helpen aan la relance, de economische heropleving.[2]
     ‘Geef me vijf jaar de tijd’, zegt een zelfzekere minister-president in De Zondag. ‘Dan moet de herstelbeweging van Wallonië zichtbaar zijn voor iedereen. Ik zeg niet dat we op vijf jaar tijd alle achterstand zullen opgehaald hebben, maar de relance moet wel duidelijk zijn. Wallonië moet opnieuw op de rails staan.’[3]
14 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]
  1. relance op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Moedwil en misverstand” (1 september 2007), de Volkskrant
  3.   Weblink bron “‘Wallonië loopt 14 jaar achter op Vlaanderen. Geef me vijf jaar de tijd’” (23/09/2018), De Standaard
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be