Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·laas
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1444 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord relaas relazen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

relaas o [2]

  1. een beschrijving van een gebeurtenis of situatie
    • Net als in Satanstango schrijft Krasznahorkai lange, ineengewrongen zinnen die het relaas net zo ondoorzichtig maken als de situatie beschreven wordt – mede (maar onbedoeld) doordat de Nederlandse uitgave baat zou hebben gehad bij één extra correctieronde.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen