reggericher
- ge·reg·ge·ri·cher
- Pennsylvania-Duitse bijvoeglijknaamwoordsvorm met het achtervoegsel -ich
reggericher
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van reggerich
reggericher
reggericher
- onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van reggerich