refuerzo
- re·fuer·zo
enkelvoud | meervoud |
---|---|
refuerzo | refuerzos |
refuerzo m
- het versterken, versterking
- hulp, bijstand
- refuerzo in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
vervoeging van |
---|
reforzar |
refuerzo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reforzar