Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cre·a·tie·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord recreatieverkeer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het recreatieverkeero

  1. alle vervoersstromen die te maken hebben met vrijetijdsbestedingen
     Hij verklaart de drukte door het aanstaande Pinksterweekeinde. "Veel mensen gaan dan op een korte vakantie. Aan het einde van de middag mengt het recreatieverkeer zich met het reguliere woon-werkverkeer en dan wordt het druk op de weg."[1]
     Niet alleen op de bevrijdingsfestivals was het druk vandaag. Ook trokken veel mensen erop uit om te gaan fietsen, naar het strand te gaan of een dierenpark te bezoeken. Rond 11.00 uur vanochtend stond er al 125 kilometer file door recreatieverkeer.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Drukke avondspits vanwege Pinksteruittocht” (Vrijdag 7 juni 2019, 17:09), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Strandgangers en baby-olifantje Madiba veroorzaken files” (Donderdag 5 mei 2016, 18:23), NOS