Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cen·sent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘die beoordelingen geeft’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1787 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord recensent recensenten
verkleinwoord recensentje recensentjes

Zelfstandig naamwoord

de recensentm

  1. (beroep) iemand die een deskundige en onafhankelijke beoordeling geeft van een product, zoals een boek of voorstelling
    • De recensent had veel kritiek op dat boek. 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen