• re·cap·pen
  • uit het Engels

recappen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
recappen
recapte
gerecapt
zwak -t volledig
  1. banden voorzien van een nieuw loopvlak
  2. naalden voorzien van doppen
  3. (informeel) verkorting van recapituleren, herhalen
31 % van de Nederlanders;
25 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be