reüsseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·us·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans
Werkwoord
reüsseren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reüsseren |
reüsseerde |
gereüsseerd |
zwak -d | volledig |
- succes hebben
- bereiken wat men zich tot doel had gesteld
- gelukken
Gangbaarheid
- Het woord reüsseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reüsseren" herkend door:
17 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be